In memorium.

Algemeen.
Plaats reactie
Klaas Vaak
Berichten: 281
Lid geworden op: 28-06-2013 09:43

In memorium.

Bericht door Klaas Vaak » 06-05-2015 21:19

Kleinburgerlijke relnicht, erudiete wetenschapper, man vol aandacht en attenties, slimme populist, mentale stoomwals, begenadigd verteller en: redder van Nederland. Vlak voor zijn herbegrafenis op 20 juli in het Italiaanse Provesano nog één keer Pim Fortuyn, exclusief geschetst door zijn vrienden en tijdgenoten.

Eerder verschenen in de Elsevier van 13 juli 2002.

Liesbeth Wytzes

Het was de avond van zaterdag 9 februari 2002, zo rond zeven uur. De top van Leefbaar Nederland was haastig opgetrommeld in het huis van campagneleider Kay van de Linde, die bescheiden woont boven een reisbureau in een Hilversumse winkelstraat.

Die ochtend had in de Volkskrant een interview gestaan met Fortuyn, gemaakt door Hans Wansink en Frank Poorthuis. De journalisten hadden van tevoren gezegd waar het gesprek over zou gaan: de islam, Paars en de modernisering van Nederland. Fortuyn was akkoord. Ze hadden hem een beetje opgejut en ja hoor, de ene krasse uitspraak na de andere was gevolgd. Zo kras dat het bestuur vond dat er meteen, die avond nog, gepraat moest worden.

Waarover waren ze kwaad? Niet over de uitspraak dat de islam eenachterlijke cultuur is. Dat had Fortuyn al vaker gezegd. Niet over die opmerking over het regenteske gedrag van de PvdA. Ook geen nieuws. Maar toen de interviewers stelden 'dat mag u niet zeggen van uw partij', had Fortuyn geantwoord: 'Daar moest ik me maar eens niet zoveel meer van aantrekken.'

Dat ene zinnetje had ze gestoken. Er was precies afgesproken wat wel en niet mocht worden gezegd en steeds weer fietste Fortuyn daar vrolijkdoorheen. Kay van de Linde had er tijdens dat interview hulpeloos bijgezeten. Hij greep niet in.

Fortuyn volgde zijn eigen koers. Kritiek wimpelde hij af met de woorden: 'Ach, maak je niet druk. Het komt wel goed. Deze keer niet. Meteen bij binnenkomst had hij al gezegd: 'Ik neem geen woord terug van wat ik heb gezegd.' O shit, dacht Van de Linde. Dat gaat fout. Er werd urenlang gepraat die avond.

Biertje
Buiten stond de pers. De luxaflex hoefde maar even te bewegen of de flitslichten barstten los. Op een gegeven moment hield Van de Linde een bordje met het woord 'biertje?' erop bij het raam. Even later zette hij een krat buiten. Alleen politiek verslaggever Ferry Mingelen begon serieuze vragen te stellen, die wilde geen biertje.

Van de Linde trok alle registers open. Hij nam Fortuyn mee naar zijn kantoor naast de zitkamer, ging op zijn knieën naast hem zitten en vroeg hem, bijna smekend: 'Wat wil je nou?' Het bestuur zat in de zitkamer. Dat dacht: doen we nog mee? Ze hadden Fortuyn, de kip met de gouden eieren, in de watten gelegd. Alles draaide om hem. Deed de auto het goed? Kwam die afspraak wel uit? Hij was het kunstje, zij het circus. Maar ze voelden zich aan alle kanten voorbijgespeeld. Ze vonden dat Fortuyn Leefbaar Nederland gebruikte voor zijn eigen ambities.

Confronteren
'Misschien,' zegt Van de Linde nu, 'hadden we hem niet met dat hele bestuur moeten confronteren. Daar werd hij alleen maar dwarser van.' Het was een patstelling. Het bestuur vond dat hij te ver was gegaan, afspraken had geschonden. Fortuyn vond van niet. Ze namen afscheid van elkaar met tranen in de ogen.

Fortuyn was niet langer lijsttrekker van Leefbaar Nederland, een uitkomst die hij helemaal niet had verwacht. Een pittig gesprek, dat wel. Pogingen om de breuk tussen de partij en Fortuyn te lijmen waren tevergeefs, Jan Nagel wilde niet meer.

Mislukking
Het was de zoveelste mislukking in een leven dat, hoe komisch, onbezonnen en avontuurlijk ook, uiteindelijk vooral een tragedie was vol nietvervulde dromen. Fortuyn werd geen hoogleraar sociologie in Groningen, geen staatssecretaris in het tweede kabinet-Van Agt, geen burgemeester van Haarlem. Hij mocht niet aanblijven als buitengewoon hoogleraar aan de Albeda-leerstoel, werd geen voorzitter van MKB-Nederland, mocht niet doorgaan met de OV-jaarkaart en werd ten slotte geen minister-president. Zelfs zijn grote liefde bleek onmogelijk.

Zijn afscheidsrede als docent sociologie in Groningen heette, met een verwijzing naar het boek van W.F. Hermans, De zestiger jaren: een wonderkind of een total loss? Datzelfde gold voor hem. Hij vond zichzelf zeker een wonderkind, maar gek genoeg waren er altijd weer anderen die hem beschouwden als een total loss. Elke keer begon hij ergens aan, deed zijn best, gaf zich helemaal – en elke keer mislukte het.

Fortuyns leven kende grote hoogten en diepe dalen, en niets ertussenin. Zo was hij zelf ook: hij ging van het ene uiterste naar het andere. Naïef en avontuurlijk, maar nooit gelijkmatig.

Drijfveren
Wat dreef Fortuyn? Wat waren de belangrijke momenten in zijn leven? Zijn persoonlijkheid was een wonderlijke mengeling van extremen en tegenstellingen. Hij was onbevangen en eerlijk, op het schaamteloze af, verbloemde zelfs zijn enthousiasme voor de homoseksuele darkrooms niet.

Hij had een enorm talent voor het theatrale en was intelligent en welbespraakt. Hij had een uitermate levendig karakter. Maar Fortuyn was ook een kleinburgerlijke relnicht met een goedkope voorkeur voor smartlappen, een erudiete wetenschapper, een lieve zachte man vol aandacht en attenties, een dwingeland die de controle over zichzelf kon verliezen, een slimme populist, een mentale stoomwals, een begenadigd verteller en gedreven leraar, een egoïst, de Messias uit Driehuis, de redder van Nederland, een op aandacht beluste dandy. 'In diepste wezen,' schreef Fortuyn aan zijn Groningse vriend Hans Broekhuis (54), 'ben ik een spreker.'

Dwarsliggen
Hij wilde dwarsliggen, dissident zijn en tegelijk geliefd. Dat gaat niet samen. Fortuyn geloofde heilig, op het naïeve af, in de maakbaarheid van het leven, of het nu om de samenleving ging of om de liefde. Hij wilde oprecht een beter land maken van Nederland, met een helder bestuur, met politici die duidelijke taal spreken en hun beloftes nakomen. Er moest worden gemoderniseerd, dat was duidelijk, en er was natuurlijk maar één man die dat kon: Pim Fortuyn. Hoe ouder hij werd, hoe meer hij ervan overtuigd raakte dat hij de redder van Nederland was, dat hij minister-president moest worden. 'MP,' zei hij zelf.

Die overtuiging nam in de loop der tijd Messiaanse trekken aan. Hij was ambitieus, rancuneus, moedig en had ongelooflijk veel doorzettingsvermogen. Als water zocht hij steeds weer een nieuwe weg. Hij wilde heel veel heel graag en liet dat onbekommerd merken.

Dat is not done. In Nederland is het theater klein: je kunt je maar beperkt manifesteren. De wetten van de welvoeglijkheid heersen – en Fortuyn was onwelvoeglijk. Je laat niet zien wat je wilt en je laat niet merken hoe goed je jezelf vindt. Zo zijn de mores van Ons Soort Mensen, van de elite. Maar playing hard to get was niet iets waarin Fortuyn uitblonk.

Hij wist wel hoe het hoorde, maar regels lapte hij aan zijn laars. Hij wilde niet als grijze muis door het leven gaan. Zo was er die ene keer dat hij was uitgenodigd mee te gaan naar de deftige uitvoering van Bachs Matthäus-Passion in Naarden. Nadat hij zich ervan had overtuigd dat applaudisseren niet hoorde, barstte hij als enige na het wegsterven van de laatste klanken van het slotkoraal Wir setzen uns in luid applaus uit.

Of 30 april 2000, toen hij aanwezig was bij het Koninginnegala in Den Haag. De gouverneur van de marechaussee riep gewoontegetrouw: 'Hoezee! Hoezee!' En in de daarop volgende stilte riep Fortuyn keihard: 'Leve Juliana!'

Pesterij en aandachttrekkerij
Hij vond dat Ons Soort Mensen zich maar aan hem moest aanpassen. En dat was hem bijna gelukt. De verklaring voor Fortuyns ongelooflijke succes in de laatste maanden van zijn leven – de periode van 10 februari tot 6 mei en voor de weerzin die hij bij sommigen opwekte, is ingewikkeld.

'In Nederland,' zegt Hendrik Jan Schoo, voormalig hoofdredacteur van Elsevier, het weekblad waarin Fortuyn acht jaar een wekelijkse column had, 'bestaat geen rechts meer sinds de ARP, CDU en KVP samengingen in het CDA. Daar was dus een enorm gat. Zodra iemand ook maar iets zei dat naar rechts zweemde, werd dat extreem-rechts genoemd en kwam de knuppel van de Tweede Wereldoorlog te voorschijn.'

Links heeft zich afgekeerd van het volk. En dat volk vond in Fortuyn een zeldzaam aantrekkelijke combinatie van een dwarsligger, een rebel die hun problemen zag en verwoordde. Bovendien had je bij Fortuyn het idee dat je in goede handen was. Hij was van het volk, maar stond er tegelijk een beetje boven. Hij woonde dan wel in een volksbuurt, in het contact met de man in de straat kon hij vreemd stijf en geremd zijn.

Als kind al werd Fortuyn niet geaccepteerd door de moeders van zijn vriendjes. Dat gaf hem vanaf zijn jeugd in Driehuis een gevoel van uitzondering. Dat had hij ook als homo, het idee dat hij in het verkeerde wiegje was gelegd. Daarbij hoort het gevoel uitverkoren te zijn. Voeg daarbij zijn katholieke achtergrond en Fortuyns Messianisme is al begrijpelijker.

Vanaf zijn lagere-schooltijd hunkerde Fortuyn ernaar om erbij te horen, bij degenen die de dienst uitmaken, het establishment. Dat had hem jarenlang welwillend aangehoord, zijn ideeën graag gebruikt en hem vervolgens weer terzijde geschoven.

Talloze politici heeft hij van advies gediend, maar alleen als souffleur. Lange tijd was er voor Fortuyn alleen maar een schimmige rol in de coulissen weggelegd. Hij gaf adviezen, en vaak hele goede, en daar moest hij wel een zekere nederigheid voor bezitten. Iemand anders gaat er tenslotte met jouw ideeën vandoor.

Uitkotsmoment
Een echte machtspositie in welke partij dan ook kreeg hij niet. Af en toe had hij wat hij 'een uitkotsmoment' noemde. Dan zei hij: 'De Moor heeft zijn werk gedaan, hij kan gaan.'

Maar juist in die talloze afwijzingen, de deuren die steeds weer in zijn gezicht werden dichtgeslagen, moet de kern van Fortuyns vasthoudendheid worden gezocht. Hoe meer hij naar zijn idee werd veracht en door mensen verlaten, hoe vaster zijn voornemen werd om het vaderland te redden.

Pim Fortuyn moest dood om te bereiken wat hij wilde: liefde en aanvaarding van iedereen. Pas na zijn dood werd hij acceptabel. Zijn dood gaf hem de totale omarming waar hij tijdens zijn leven naar verlangde.

Fortuyn had een diepe hang naar een huiselijk leven. Zijn ideaal was een leefgemeenschap die hij 'De Fabriek' noemde, door sommigen van zijn vrienden wel verbasterd tot 'De Seksfabriek'. Een soort commune, een groot huis met allemaal mooie, slimme, interessante mannen, een zwembad, en een grote industriële keuken als centrale ruimte.

Gezin
De speurtocht naar een substituut-gezin loopt als een rode draad door zijn leven. Vandaar ook zijn huis in Italië. Provesano was voor Fortuyn een familie-substituut. In het dorp werd hij op handen gedragen door de half-Nederlandse familie Ambrosio.

De zuster van Ferry van den Berg, een Gronings vriendje van Fortuyn, was getrouwd met een man uit Provesano, Bruno Ambrosio, die later het marmer in Fortuyns Rotterdamse huis zou leggen en werkt aan diens graf in Italië.

En vandaar dat Fortuyn de Shaft wilde kopen, de nachtclub in Rotterdam waar hij vijf keer per week kwam en die voor hem een tweede huiskamer was, en vandaar dat hij plannen had om na zijn tweede ambtstermijn als premier, een hotel in Italië te gaan beheren.

In zijn autobiografie Babyboomers schetst Fortuyn het beeld van een doorsnee katholieke jeugd, met een vaak afwezige vader, een sterke moeder en vijf broers en zussen: Tineke (63), Marten (59), dan Pim (54), Eefke (53), Simon (47), en de overleden broer Joos. Om aandacht moest worden geknokt, er werd thuis fel gepraat over allerlei onderwerpen. Fortuyns broers zijn macho jongens met harde koppen: het moet een stevige leerschool zijn geweest.

'Pim zocht meer dan de rest van ons naar liefde en bescherming,' zegt broer Marten. Bovendien was Fortuyn in die tijd links, en zijn broers, mannen met ondernemingszin, rechts. 'Dat leverde hevige discussies op,' zegt Simon, directeur van een enveloppenfabriek.

Marten, die jaren bij Johnson & Johnson heeft gewerkt en nu Oost-Europese bedrijven adviseert bij hun privatisering, kan zich herinneren hoe zijn broer na schooltijd thuiskwam, thee dronk met hun moeder en daarna meteen aan het huiswerk begon. 'Hij moest er hard voor werken,' zegt Marten. 'En dat heeft hij heel godvruchtig gedaan. Hij moest het van zijn ijver hebben.'

Heel hecht was de familieband niet. Na de begrafenis van hun vader op 24 maart 2002 was er amper contact meer tussen de broers en zussen en Fortuyn zelf. 'Pim kon echt een kwal zijn, een etterbuil,' zegt zijn schoonzuster Jet, de vrouw van Marten.

Moederskindje
Dol was Fortuyn op zijn moeder: hij vond haar een echte dame. Fortuyn was een moederskindje: zij is misschien wel de enige vrouw in zijn leven van wie hij heeft gehouden. Zijn huis in Italië is naar haar vernoemd: Rocca Jacoba.

Toen hij in Groningen woonde, kwam zijn moeder met zijn tante Rie elke maand logeren. Ze maakten zijn huis schoon en streken alle veertig overhemden. Daarna gingen ze de stad in, naar kroegen waar homo’s kwamen. 'Zulke aardige jongens,' vond zijn moeder. Na haar dood zou er een flinke ruzie ontstaan tussen de erven, die verschillende opvattingen zouden hebben over de verdeling van de erfenis.

Velsen-Driehuis wordt in Babyboomers omschreven als een braaf dorp van ambtenaren; chic was het er niet. Ook zijn familie was doorsnee middenstand, met een vader die handelsreiziger in enveloppen was. Niets mis mee, maar zeker geen oude adel. Hij liet zich later weleens geringschattend uit over zijn afkomst.

Hbs
Fortuyn en zijn vijf jaar oudere broer Marten gingen als enige jongens uit het gezin naar de hbs, het Mendelcollege in Haarlem-Noord. Met zijn jongere broer Simon, liefkozend Simmetje genoemd, kon hij het beste opschieten.

Het Mendelcollege, toen een jongensschool, was een katholieke opleiding voor gewone kinderen. Nette kinderen gingen naar het dichter bij Haarlem gelegen Triniteitscollege. Volgens schoolgenoot Paul Witteman (55), tv-journalist, was het Triniteits deftig en het Mendel modern. Op beide scholen werd onderwezen door paters augustijnen. 'Wij hadden de leuke,' zegt Witteman.

Pim Fortuyn
Debateertalent Pim Fortuyn

Debattechniek
Op het Mendel heerste een sfeer van verlichte intellectuelen, er werd flink gedebatteerd in de debatingclub waarvan ook Fortuyn lid was, leraren werden vooruitstrevend met 'je' en 'jij' aangesproken. Hier moet Fortuyn de basis hebben gelegd voor zijn fabelachtige debattechniek. Hij was een protégé van de rector, pater Hutjens, die een zwak had voor bijzondere jongens.

'Als je buiten de boot dreigde te vallen,' zegt Witteman, die twee keer bleef zitten, 'werd er mild opgetreden.' Benauwd katholiek was het er zeker niet. De school werd bevolkt door de arbeiderskinderen die in Haarlem-Noord woonden en dat gaf een ongedwongen sfeer. Niet deftig.

Studie
Na zijn schooltijd ging Fortuyn sociologie studeren aan de gereformeerde Vrije Universiteit in Amsterdam. Eerst schreef hij zich in aan de UvA, die toen nog Gemeentelijke Universiteit heette, maar hij vond het er te massaal. Op de VU was het kleiner en veiliger.

Hij werd lid van studentenvereniging Thomas van Aquino, het katholieke corps van die tijd. De VU was toen niet de 'goede' universiteit: aan de Universiteit van Amsterdam was het studentenleven veel spannender. De latere cabaretier Ivo de Wijs (56) zat in de introductiecommissie die nieuwe studenten ontving. 'Fortuyn was toen al aan de formele, licht kwasterige kant.'

Een medestudent, Arnold Walravens (62), docent aan IECD, de business school van Bled, Slovenië, herinnert zich de ouderwetse knickerbocker waarin Fortuyn nog steeds liep terwijl zijn studiegenoten spijkerbroeken prefereerden. 'Hij liep rond als een beetje een aparte figuur.' Opvallen, dat was van belang. Zo weigerde Fortuyn later een smoking te dragen: hij ging dan meteen in rok.

Fortuyn, vrolijk en goedlachs, was volgens De Wijs van nette komaf. Hij werd lid van het dispuut Volor, maar kwam terecht in het Marshuis, het dispuutshuis van De Wijs aan de J.W. Brouwerstraat. Volor had geen eigen onderkomen en in het Marshuis stond een kamer leeg.

De Wijs en Fortuyn moesten net als de andere studenten bij toerbeurt het huis schoonmaken, maar huurden daarvoor een studente in omdat ze er zelf geen zin in hadden. Dit tot ongenoegen van de andere bewoners, die daarvoor niet de middelen hadden.

Jonkheer
Geld had Fortuyn op de een of andere manier altijd. Een bevestiging van het idee dat hij van gegoede afkomst was. Zelf vertelde hij dat hij van adel was, maar het onzin vond de titel te voeren. Daarvoor was hij te bescheiden. Zijn oudere broer, zei hij, deed dat wel.

De Wijs bleef er tot Fortuyns dood van overtuigd dat hij met een jonkheer te maken had gehad. Het verbaasde hem dat er in de rouwadvertenties niet werd gerept van een titel.

Toen de 20-jarige Fortuyn in september 1968 zijn lidmaatschap van Thomas van Aquino opzegde na een zijns inziens misplaatste schorsing, ondertekende hij die brief met Jhr. W.S.P.E.R.A. Fortuyn. Hij deed de zaken graag groter voor dan ze waren.

Bij de studentenvereniging lag hij niet goed. Hij was geen kroegtijger en zijn seksuele geaardheid was onduidelijk. Hij trok zich terug in zijn studie en kleedde zich mondain. Later, toen hij openlijk voor zijn geaardheid uitkwam, ging hij leer dragen. Daar werd natuurlijk ook een motor bij gekocht.

Fortuyn werd wel actief binnen de studentenbeweging. Jaargenoot Arnold Walravens ging op zijn 26ste sociologie studeren na een baan als verkoper. Hij reisde als redacteur van een studentenblad in mei 1968 naar Parijs, waar toen de revolutie tegen de heersende orde was uitgebroken, en nam wat ideeën mee terug naar Amsterdam.

'Ook onze universiteiten werden regentesk bestuurd,' zegt Walravens. Fortuyn was hem opgevallen. 'Door die knickerbocker, maar ook doordat we allebei katholiek waren. Op die gereformeerde universiteit gaf dat een band.

Ik zag dat hij mogelijkheden had en vroeg of hij niet eens wilde meepraten. We belegden toen avonden waar we het hadden over hervormingen aan de universiteit. Hij was een intelligente jongen, anders dan de rest. IJdel, ja, maar dat mag toch wel als je inhoud hebt? En die had hij. Ik voelde wel altijd iets van angst en onzekerheid in hem, daarom had hij ook zo’n grote bek.'

Actievoerder
Fortuyn was in die dagen al behoorlijk links. Hij werd actievoerder van de Studenten Vakbond (SVB) en leidde de bezetting van de VU in 1972, de zogenoemde honderd-urenbezetting. Aan de VU had de behoudende Gereformeerde Vereniging het voor het zeggen en die moest van inspraak – hét woord in die tijd – niets hebben. Niet alleen ontdekte Fortuyn zijn kwaliteiten als demagoog, hij leerde ook te onderhandelen met de machthebbers aan de Vrije Universiteit, zoals rector magnificus Willem de Gaay Fortman (ARP), en zelfs met de toenmalige minister van Onderwijs, Jhr. Maurits de Brauw (DS70).

In die tijd ontmoette Fortuyn leeftijdgenoot Hans Broekhuis, die hem in 1975 naar Groningen zou volgen. 'Als we een aksie-vergadering hadden en er was ook voetbal op televisie,' zegt Broekhuis, 'gingen we gewoon voetbal kijken.' Zo fanatiek waren ze nu ook weer niet.

Broekhuis, die goed bevriend bleef met Fortuyn tot hij naar Rotterdam verhuisde, bewonderde diens eerlijkheid. 'Moet je je voorstellen: hij had het aan het begin van de jaren zeventig op die gereformeerde universiteit openlijk over zijn homoseksualiteit en deed daar niet slachtofferig over. Dat bewonderde ik.'

De bezetting van de VU was een oefening die Fortuyn later goed van pas zou komen. Toen al ging hij uit van het principe dat hij later in de politiek zou hanteren: eerst polariseren, dan polderen. Maar over politiek werd toen nog niet zoveel gepraat. 'We hadden het over het leven en wat we daarmee zouden doen,' zegt Broekhuis.

'Fortuyn was in diepste wezen iemand die zich bezighield met emancipatieprocessen – of het nu om homoseksuelen ging of om ambtenaren.'

Leerschool
Walravens denkt dat die tijd een leerschool is geweest voor wat Fortuyn later in het groot, in de landelijke politiek, zou doen. Zijn opvattingen over de modernisering van het bestuur van de universiteit verschilden weinig van zijn latere bezwaren tegen het Nederlandse overheidssysteem.

Of er sprake is van een samenhangend gedachtegoed? Walravens vindt van niet. 'Filosofisch was hij niet sterk. Er zat geen structuur in zijn denken, al zag hij wel de cruciale thema's. Maar o, wat wist hij het goed te brengen!'

Docent
Fortuyn werd in 1972, 24 jaar oud, docent sociologie bij de vakgroep filosofie en maatschappijleer aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij was al snel een populair docent. Zijn colleges werden druk bezocht, hij had veel te vertellen en hij deed dat met verve.

John Wanders (42), chef economie bij de Geassocieerde Pers Diensten, studeerde in 1978 bij Fortuyn. 'Bij de introductiecursus sociologie voor eerstejaars kondigde hij meteen aan dat we onze boeken weer in de tas moesten doen. Hij behandelde de verplichte lesstof wel, Human Societies van Geoffrey Hurd, maar draaide vooral zijn eigen verhaal af. In mijn collegedictaat schreef ik: ''Pim Fortuyn – eigen weg''. Ik heb me later weleens afgevraagd of zijn slechte beheersing van het Engels een rol speelde in zijn geringe enthousiasme voor Hurd.'

Groningen was een bolwerk van links-radicalisme, verdeeld in diverse fracties die elkaar om ideologische redenen het licht in de ogen niet gunden. Er was veel ruzie en afgunst: het staat allemaal beschreven in W.F. Hermans' verbitterde sleutelroman uit 1975, Onder professoren.

In 1974 ontmoette Fortuyn Wilfried Uitterhoeve, die na een studie rechten en een korte periode als advocaat uitgever was geworden bij de Socialistiese Uitgeverij Nijmegen – SUN. Uitterhoeve werd zijn uitgever en een vriend.

Vreemde vogels
'Wij hebben onze coming-out samen beleefd,' zegt Uitterhoeve (58) met een lachje. 'Maar ik ben veel ingetogener dan hij was, op het schijterige af. Hij woonde en kleedde zich toen al prachtig. Met die pakken viel hij wel op, maar het zat in die alternatieve kringen vol met vreemde vogels.'

Fortuyn bewoog zich in een circuit van hard-linkse activisten. Zijn dissertatie, bij de destijds vermaarde, marxistische hoogleraar Ger Harmsen, werd jarenlang tegengehouden. Fortuyn had, vond hij zelf, zijn proefschrift al af toen hij naar Groningen ging. Maar het was volgens zijn promotor niet wetenschappelijk genoeg. 'Te links-radicalistisch,' zegt Harmsen (79). 'Dat moest eruit.'

Uiteindelijk promoveerde Fortuyn in 1980. Zijn proefschrift heette Sociaal-economische politiek in Nederland, 1945-1949. 'Een flinke prestatie van ons beiden,’ zegt promotor Ger Harmsen.

Fortuyn en zijn radicale vrienden wilden breken met de burgerlijke theorie en het gedachtegoed van Lenin en Marx zo wijd mogelijk verspreiden. 'Ach, dat linkse verleden,' zegt Broekhuis, inmiddels ondernemer en lector strategisch ondernemen aan de Groningse Hanzehogeschool. 'Iedereen was toen links. Fortuyn was echt niet zo extreem.'

'Dáár had het debat plaats,' zegt Uitterhoeve. 'In de linkse hoek. En Pim werd geboeid door heftige debatten. Daaraan wilde hij graag meedoen. Hij vond ook dat de debatcultuur in ons land op een laag peil stond. En er moest natuurlijk veel meer worden nagedacht.'

Fortuyn vond toenmalig minister-president Joop den Uyl een geschikte gesprekspartner, een betere dan later Wim Kok en Ad Melkert. Die achtte hij beneden zijn niveau.

Opportunist
Fortuyns toenmalige collega Ton Kee (53), nu directeur van de medische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen, is cynischer. Fortuyn was een opportunist, zegt hij, die haarscherp aanvoelde waar het gebeurde. Dat was zijn grootste talent.

'Na een start als redelijk brave rooms-katholieke student ging hij meedoen met de studentenbeweging, omdat hij merkte dat de wind naar links waaide en alleen die kant aandacht kreeg.'

Ook Kee ziet geen consistent gedachtegoed. 'Niet zijn denken, maar zijn gedrag was consistent. Hij zocht altijd naar thema's die aanspraken en schreef daar dan net iets anders over dan men gewend was. De continuïteit zat in het streven naar aandacht en macht, de inhoud was daaraan ondergeschikt.'

Kee wil geen zure indruk maken. 'Fortuyn kon buitengewoon veel. Maar hij was een onmogelijk mens met veel arrogantie. Hij heeft zijn Sternstunde niet gehad, het moment waarop hij kon laten zien wat hij waard was, en moest zich later tevreden stellen met een column in Elsevier en een huisprofessorschap bij Harry Mens.'

Politiek
Toen al probeerde Fortuyn toegang te krijgen tot de politiek. Hij dacht even over de CPN, maar daar voelde hij zich toch niet thuis. In 1973, het kabinet-Den Uyl was net aan de macht, werd hij lid van de Partij van de Arbeid. Binnen die partij schoof hij, samen met de tijdgeest, steeds meer op naar het midden.

In zijn Groningse jaren veranderde hij van dogmatisch marxist in criticus van de verzorgingsstaat. Een machtspositie in de partij kreeg hij niet. Hij had, zegt Kee, dolgraag staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid willen worden in het tweede kabinet-Van Agt, maar tot Fortuyns grote woede en frustratie koos de PvdA in 1981 voor Ien Dales, directeur van de Rotterdamse Sociale Dienst.

Die frustratie, de rancune over het feit dat hij niet enthousiast werd geaccepteerd door het establishment, was een andere drijfveer in zijn leven, en ligt eigenlijk in het verlengde van zijn behoefte aan huiselijkheid, aan ergens bij horen.

Fortuyns opvattingen werden niet gewaardeerd door de politieke partijen waar hij lid van was, tussen 1973 en 1989 de PvdA. Hij had altijd het gevoel dat hij er niet bij hoorde, en er ook niet bij mocht horen. Die karaktertrek wordt door alle vrienden en kennissen van Fortuyn genoemd.

Gekwetst
'Hij werd gekwetst door de elite die weigerde hem toe te laten,' zegt Wilfried Uitterhoeve. 'Hij ontwikkelde en koesterde een diepe haat jegens degenen die dat deden, een haat die niet overging.'

'Je moest hem niet in de weg zitten, want dan nam hij wraak als hij daartoe in staat was,' zegt Ton Kee. 'Hij ageerde altijd tegen de gevestigde orde, maar tegelijk wilde hij daar deel van zijn. Zijn hele leven was een smeekbede om erbij te mogen horen,' zegt Theo Dragt (55), verzelfstandigd topambtenaar in Den Haag en algemeen directeur van het Centrum Arbeidsverhoudingen Overheid (CAOP). 'Hij was zijn eigen grootste tegenstander. Zo rancuneus, en zo verbaasd als iemand hém eens schoffeerde.'

'Pim kwam helemaal nergens,' zegt Roel in ’t Veld (59), bijzonder hoogleraar aan de universiteiten van Utrecht en Amsterdam en rector van de Stichting Interacademiale Opleiding Organisatiekunde (SIOO). 'Behalve in de media en dat deed hij geweldig.'

Minderwaardig mens
De opmerking van Marcel van Dam dat Fortuyn een 'minderwaardig mens' was, trof Fortuyn niet zozeer om de inhoud als wel om wie het zei: een vertegenwoordiger van het establishment.

Fortuyns verlangen om erbij te horen was een idee-fixe. 'Allemaal aanstellerij,' zegt Evert Chevalier (56), vriend en eigenaar van een grote drukkerij in Rotterdam. 'Hij hoorde er toch bij?' Fortuyn heeft dat gevoel nooit gehad. Hij was in diepste wezen een loner en niet in staat zich blijvend aan iemand of aan een groep mensen te binden. Ton Kee zei al: 'Waar Pim komt, is ruzie', al zou broer Simon liever zeggen: 'Turbulentie.'

Hoe het ook zij, waar Pim kwam gebeurde iets. Hij kreeg uitnodigingen voor allerlei bijeenkomsten, zat aan bij deftige diners, had een imposant netwerk. Al in Groningen kwamen leden van de gevestigde orde, onder wie Herman Tjeenk Willink, nu vice-voorzitter van de Raad van State, en de latere minister van Sociale Zaken Wil Albeda, graag op zijn goed verzorgde feesten. Maar Fortuyn bleef dat kleine jongetje dat verlangend keek naar een wereld waar hij geen toegang toe had.

In zijn boek Aan het volk van Nederland (1992) staat: 'Peper (toen burgemeester van Rotterdam) gaf de term ''Ons Soort Mensen'' zijn precieze omschrijving door hem samen te vatten in een krachtig: mensen die er toe doen. U en ik behoren daar zeker niet toe.'

Establishment
Dat establishment maakte hij het ook bepaald niet makkelijk door zijn luidruchtigheid en onbekommerde uitspraken over homoseksualiteit. Zeker in de jaren zeventig en tachtig was zijn openheid hoogst ongebruikelijk en soms schokkend. Hij wilde er wel bij horen, maar ze moesten hem nemen zoals hij was. Het gevoel van buitengesloten zijn werd Fortuyns handelsmerk en een van de belangrijkste redenen waarom hij populair werd bij Jan met de pet. Ook die voelt zich altijd buitengesloten.

Zijn flamboyante homoseksuele levensstijl zal zeker niet in zijn voordeel hebben gewerkt. Populair onder studenten werd hij er wel mee. 'Wij studenten,' zegt oud-student John Wanders, 'waren hoogst geboeid door de colleges van deze wetenschappelijk medewerker die gehuld in zwarte leren broek en leren jack door Groningen schuimde.

Het was zonneklaar dat de verbale gaven van Fortuyn ver uitstaken boven het gemiddelde aan de universiteit. Zijn colleges waren buitengewoon inspirerend en zijn voordracht was altijd gedreven. Ik heb college gelopen bij Jan Pen en diens collega Jan Lokin, die konden er ook wat van, maar Fortuyn was echt een natuurtalent. Een geweldig verteller. Hij sprong er echt tussenuit.'

'Maar wel was hij een man zonder remmingen,' zegt Uitterhoeve. 'Hij praatte bijvoorbeeld moeiteloos over zijn psychoanalyse. Heel ongewoon in de jaren zeventig.' Last van zelfvergroting had hij ook. Was er een probleem, dan knapte Fortuyn het wel even op. 'De Socialistiese Uitgeverij Nijmegen kwam in de jaren zeventig in ernstige liquiditeitsproblemen door de te snelle groei,' zegt Uitterhoeve.

Grootspraak
'Fortuyn pochte dat hij binnen een maand aan een miljoen gulden kon komen door connecties in de wereld van de bollenhandel. Nou, dat lukte natuurlijk niet. Grootspraak.'

Toen hij halverwege de jaren negentig door KRO-journalist Rémi van der Elzen werd geïnterviewd voor de televisie, complimenteerde hij haar met haar pakje. Ze vertelde dat het geleend was en hij riep meteen dat hij het voor haar zou kopen. Ook dat kwam er natuurlijk nooit van.

In Groningen ontmoette hij halverwege de jaren tachtig Frans Hupperts, toen halverwege de twintig, die een tijdlang een goede vriend zou zijn. Hupperts (nu 41) studeerde rechten en kunstgeschiedenis. 'We zaten allebei achter dezelfde jongen aan, maar raakten met elkaar aan de praat. De volgende dag lag er al een briefje, om iets af te spreken.'

Een liefdesverhouding werd het niet, maar wel meer dan een gewone vriendschap. Hupperts kreeg meters faxen van Fortuyn, die soms niet veel te doen had en zo met zijn vrienden communiceerde. De stapel bij Hupperts thuis is een halve meter hoog.

Gevoelig
'Ik ben wel heel ver gegaan met hem, want ik was dol op hem. Maar soms werd je gek van Pim. Dan dacht je: vent, hou nou even op. Hij benijdde mijn makkelijke manier van in het leven staan. Dat had hij niet, hij kon sociaal ongemakkelijk zijn, bot. Hij kon bijvoorbeeld ook helemaal niet dansen, daar was hij te stijf voor. En hij had last van zijn rug. Als de dingen tegenzaten, reageerde hij daar heel lichamelijk op. Heel gevoelig.'

Fortuyn kon heel soms geheel door het lint gaan, zoals ook zijn grote liefde Ari Versluis later zou merken. Fortuyn had het zelf wel eens over de demon die in hem zat. 'Jullie hebben geen idee van de enorme krachten die in mij woeden,' schreef hij.

Op een vlucht naar Bali een paar jaar geleden, waar Hupperts en Fortuyn hun vakantie zouden doorbrengen, zette hij het meteen op een drinken. 'En dat kon hij, stevig drinken, maar dronken werd hij bijna nooit. Hij was ook keihard voor zichzelf, dan ging hij door tot vijf, zes uur 's ochtends en stond om acht uur op.'

Drugs kwamen er niet aan te pas. Jan ’t Hooft, tandarts in Groningen en zeer goed bevriend met Fortuyn, zegt dat hij hoogstens en heel zelden een trekje van een stickie nam. 'Hij dronk wel wat, maar ik heb hem nooit van de wereld gezien. Hij dronk heel sterke koffie. En met die sigaren was hij ook gestopt. Hij heeft echt nooit drugs gebruikt, daarvoor was hij veel te zuinig op zijn lichaam en zijn conditie.'

Fortuyn ging voor het allerhoogste, zoals hij dat noemde. Wie ernaar streeft premier van Nederland te worden, kan het zich volgens hem niet permitteren lijken in de kast te hebben. 'Hij was schaamteloos eerlijk,' zegt ’t Hooft. 'Als hij drugs had gebruikt, hadden zijn vrienden dat zeker geweten.'

Nagellak
In het vliegtuig naar Bali werd hij bij wijze van uitzondering wel dronken. Hij zat te keten, hield iedereen uit de slaap, trok een passagier die protesteerde tegen zijn luidruchtigheid aan z’n haar, smeet een glas kapot. Toen hij in slaap viel, lakten de stewardessen voor de grap zijn nagels rood.

Hupperts kan zich ook herinneren hoe Fortuyn een keer werd gepakt voor rijden onder invloed. 'In Rotterdam, op de Laan van Zuid, werd hij aangehouden. Toen heeft advocaat Gerard Spong hem weten vrij te krijgen op een procedurefout. Daarna kocht hij een fiets, nou, meer een rijwiel, met van die tassen. Van die truttige, omdat hij geloofde dat de fiets dan niet meer zou worden gestolen. En vervolgens liet hij zich rijden door een chauffeur.'

De vele faxen uit die periode, halverwege de jaren negentig, getuigen ervan dat Fortuyn zich ongemakkelijk voelde onder de ingenieuze vrijspraak. Hij vond eigenlijk dat hij straf verdiende, al was hij blij dat hij er zo makkelijk van afkwam, en nog wel voor Spongs speciaal aangepaste uurtarief van 300 gulden.

Met Hupperts kon Fortuyn uitvoerig plannen maken over de fabriek met leuke mannen. Zelf had hij misschien ook wel door dat hij wat te heftig was voor een één-op-één-relatie. 'Trouwens, Pim had aan één helemaal niet genoeg.'

Seks
Fortuyn faxte Hupperts eens dat het in het leven ging om 'seks, seks en nog eens seks'. 'Dat meende hij wel een beetje, maar niet helemaal. Het ging hem toch vooral om liefde. Daar was hij echt altijd naar op zoek.' Liefde kreeg hij wel: het was alleen nooit genoeg.

Zijn beste vriend Jan ’t Hooft ontmoette hij in Groningen, waar ze in hetzelfde gebouw woonden. ’t Hooft had toen net zijn grote liefde ontmoet, dus meer dan vriendschap zat er niet in. Maar het werd wel de meest intense in Fortuyns leven. 'Dat is minstens zoveel waard als een liefdesrelatie,' zegt ’t Hooft. 'We zijn zestien jaar lang in contact gebleven, belden elkaar op het laatst dagelijks.'

Fortuyn kon niet in Groningen blijven, al hield hij het er voor zijn doen lang uit. In 1988 was het over. Waarom? 'Dat kwam deels door zijn conflictueuze karakter, deels door domme pech,' zegt Ton Kee.

'Hij werd als wetenschapper serieus genomen en was een door de studenten gewaardeerd docent. Toen hij op grond van zijn productieve publicatiereeks begin jaren tachtig in aanmerking kwam voor een hoogleraarspost, waren er bitter weinig leerstoelen te vergeven als gevolg van de krachtige bezuinigingspolitiek van het kabinet-Lubbers.

Bij de paar universiteiten waar hij wel terecht zou kunnen, werd hij geweerd om zijn slechte naam.' De faculteit sociologie, de leerstoel die bezet werd door Ger Harmsen, werd opgeheven en naar Amsterdam verplaatst.

Afscheidscollege
Fortuyn gaf een afscheidscollege, gebruikelijk voor een hoogleraar maar hoogst uitzonderlijk voor een docent, waar achthonderd toehoorders aanwezig waren. Met donderend applaus namen ze afscheid van een begenadigd spreker.

Het vertrek uit Groningen was de eerste grote tegenslag in het leven van Fortuyn. Hij was geen hoogleraar geworden en moest iets anders verzinnen. Hij begon een adviesbureau voor politieke, strategische en economische adviezen, Fortuyn en Partners, verhuisde naar Rotterdam en werd in 1987 rapporteur van de Vernieuwingscommissie Rotterdam, onder voorzitterschap van prof. dr. Wil Albeda. De commissie hield zich bezig met de toekomst van de stad en vooral van de havens.

Albeda (77) had al een imposante carrière achter de rug als hoogleraar, minister van Sociale Zaken en lid van de Eerste Kamer voor het CDA. Fortuyn was via Bram Peper, PvdA-burgemeester van Rotterdam, in die commissie gekomen en zocht samen met Albeda de andere leden uit.

Hij was naar Rotterdam verhuisd omdat, zegt zijn broer Simon, hij dicht bij Simon en zijn vrouw Jolanda wilde wonen. Zij woonden vlak bij Rotterdam. Jolanda typte al zijn boeken uit en maakte ze persklaar.

Opvallen
Maar hij had ook wel door dat er in Rotterdam, een volksere stad dan Amsterdam, meer mogelijkheden voor hem zouden zijn. Het kostte minder moeite om op te vallen: zeker toen liepen er in Amsterdam meer flamboyante types rond dan in Rotterdam.

Albeda, gereformeerd, was meteen gecharmeerd van Fortuyn, in alles zijn tegenpool. 'Hij had heel creatieve ideeën. Zo stelde hij voor om met een vliegtuigje over de stad te vliegen, dan zouden we een goed idee krijgen van de havens. Nu ben ik geboren en getogen Rotterdammer. Maar dat overzicht had ik tot dat moment niet.'

Flamboyant was Fortuyn inderdaad wel, en hij had ook meteen kritiek op de wijze waarop Albeda zich kleedde. 'Ja, dat maakt mij niks uit, maar hij vond dat heel belangrijk.' Albeda en Fortuyn raakten bevriend. Ze vierden een keer, met de echtgenote van Albeda, toevallig carnaval in Maastricht.

Toen Albeda’s vrouw klaagde dat ze vanwege haar geringe lengte niets kon zien, nam Fortuyn haar met een zwaai op de schouders. Het rapport van de Vernieuwingscommissie, snel geschreven in een halfjaar, werd goed ontvangen. Het schetst de sociaal-economische toekomst van de Rotterdamse haven. Het was een van de grote successen in de loopbaan van Fortuyn.

In 1988 leerde Wim van Sluis hem kennen. Fortuyn had bij zijn vertrek uit Groningen een afkoopsom van 180.000 gulden verkozen boven een jarenlange wachtgeldregeling. Hij begon zijn adviesbureau aan huis en dat kwam goed uit, want Van Sluis was zelf net begonnen met zijn accountantskantoor en zat ook ergens in een achterkamer.

Van Sluis moest hem helpen dat bureau op te zetten. 'Ik zie hem nog aankomen fietsen, op dat rijwiel, een sjaaltje om. ''Ik heb een bureau,'' sprak hij op deftige toon.'

Inmiddels is Van Sluis (42) wethouder Havenzaken voor Leefbaar Rotterdam – dankzij Fortuyn. In zijn prachtige grote kamer met lambriseringen in het stadhuis aan de Rotterdamse Coolsingel lijkt Van Sluis nog niet bekomen van de vreemde draai die zijn leven heeft gekregen. 'Het was Sjors en de Rebellenclub. Maar het feestelijke is er wel vanaf,' zegt hij een beetje mistroostig, doelend op de dood van Fortuyn.

OV-jaarkaart
In 1988 werd Fortuyn gevraagd directeur van de OV-jaarkaart te worden. Roel in ’t Veld was in die dagen gedelegeerd bestuurder in Groningen, waar hij een nieuw systeem hielp opzetten voor de studiefinanciering. Een van de vele initiatieven daarbij was de OV-jaarkaart, een semi-gratis treinkaart zoals die ook al voor militairen werd ontwikkeld. Het was de tijd van de paspoortaffaire, het leek bijna onmogelijk een betrouwbaar document te maken en dit was dus een baan waar de politiek met argusogen naar keek. Het moest nu lukken.

Bovendien verkeerde de Informatiseringsbank, die de studiefinanciering uitbetaalde aan studenten, in problemen. De OV-jaarkaart was een groot, ingewikkeld en prestigieus project. Voor Pim Fortuyn was het een droombaan. 'Hij bloeide helemaal op,' zegt vriend Wilfried Uitterhoeve.

Waarom werd juist Fortuyn gekozen voor deze politiek gevoelige klus? Volgens Van Sluis was hij bij uitstek iemand die iets nieuws gestalte kon geven en bovendien had hij geen partijverplichtingen. Hij verdiende een goed salaris op contractbasis, voor drie dagen per week. Hij omringde zich met jongeren die dol op hem waren en voor hem vlogen.

Fortuyn koos liever jonge medewerkers omdat hij niet wilde werken met de gevestigde orde die niets nieuws wilde doen. 'En,' zegt Van Sluis, 'hij vond het leuk om in de hoofden van die jonge mensen wat deuren open te zetten.'

Van Sluis kreeg met zijn net gestarte accountantskantoor de officiële status van financieel-economisch adviseur en een contract voor drie dagen per week, vijf jaar lang. Er werd hard gewerkt.

Fortuyn deed het goed, die OV-jaarkaart. 'Hij was een briljant analyticus, heel talentvol in het zien van het probleem. Hij kon een grote berg in mootjes hakken,' zegt Van Sluis.

Dat talent werd dan weer aangetast door zijn soms tactloze eerlijkheid. 'Dat was een ongelooflijke zwakte,' zegt Van Sluis. 'Eerlijkheid was erg politiek incorrect. Hij analyseerde, maar zó eerlijk dat het te hard was. Dan zei hij tegen een opdrachtgever:''Dit is het probleem en u maakt daar deel van uit.'''



Vervolg - Fortuyn wilde altijd zijn gelijk hebben, altijd schitteren, altijd laten zien dat hij het het beste kon. Hij was nummer 1. Dat zorgde zijn leven lang voor weerstand en was uiteindelijk ook de reden dat het bestuur van Leefbaar Nederland hem liet vallen

Gelijk
Fortuyn wilde altijd zijn gelijk hebben, altijd schitteren, altijd laten zien dat hij het het beste kon. Hij was nummer 1. Dat zorgde zijn leven lang voor weerstand en was uiteindelijk ook de reden dat het bestuur van Leefbaar Nederland hem liet vallen. In zijn autobiografie Herfsttijloos (1993) beschrijft Ger Harmsen, de Groningse promotor van Fortuyn, hem als een klein kind dat een mooi bouwwerk maakt van blokken, maar het omvergooit voor het af is.

Pim Fortuyn
Pim Fortuyn werd op 6 mei 2002 vermoord

Die houding leverde een onmogelijke tegenstelling op: Fortuyn wilde 'erbij horen', maar maakte dat zo goed als onmogelijk door zijn botte houding. 'Elke krenking van zijn ego werd door hem zeer uitvergroot gevoeld, maar wat hij zelf bij anderen aanrichtte, nam hij niet waar. Dat hij anderen op de ziel trapte door alles waarvoor jaren is gewerkt, puinhopen te noemen, snapte hij niet. Maar als anderen hem gevaarlijk noemden of extreem-rechts, was hij verontwaardigd en zelfs kinderlijk verongelijkt,' zegt Ton Kee.

Volgens Roel in ’t Veld liet hij zich niets door iemand zeggen. 'Luisteren en vervolgens het gedrag aanpassen, dat vond hij moeilijk.' Zelf wist hij dat ook. Tegen oud-student John Wanders, die hem in 1988 nog eens opzocht, zei hij: 'Ik ben een karakter, daar moet je je mee verstaan. Of je vindt me een ontzettende klootzak, iemand die volstrekt verwerpelijk is. Of je doet daar iets uit op. Maar er zijn maar heel weinig mensen die een neutraal, onbetrokken oordeel over mij hebben.'

Na een paar jaar was het in 1992 ook afgelopen bij de OV-jaarkaart. 'We hadden een heel scenario klaarliggen met wat we nog meer met die kaart hadden kunnen doen,' zegt Van Sluis met enige spijt. Maar er was al iets anders gekomen, en wel het meest prestigieuze dat Fortuyn tot dusver had gedaan: een hoogleraarschap. Eindelijk.

Hoogleraar
In 1990 werd de Albeda-leerstoel ingesteld aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. De te benoemen buitengewoon hoogleraar moest zich bezighouden met arbeidsverhoudingen in de publieke sector. Van de negen kandidaten was Fortuyn, met zijn energie en frisse ideeën, verreweg de beste kandidaat. Toen Fortuyn werd aangesteld, zei Willem de Gaay Fortman – die hem immers nog kende uit zijn studententijd – tegen Albeda: 'Nou, daar bewijzen ze je geen dienst mee.' Maar Albeda had wel vertrouwen in Fortuyn.

De titel van zijn oratie was: Een wereld zonder ambtenaren. Daarin hield Fortuyn een pleidooi voor kernachtige, slagvaardige departementen met minder ambtenaren. 'Modelleer de overheidsdienstverlening zo veel als mogelijk naar de dienstverlening zoals deze wordt georganiseerd door het particuliere bedrijf,' schreef hij in Ambtenaren in 2000 (1989).

Hij stond een scheiding voor tussen beleid en uitvoering van beleid. Net zoals dat in Zweden het geval is, en dus bepaald geen onzin. In dit opzicht was Fortuyn zijn tijd ver vooruit. Het maakte natuurlijk de verkeerde indruk: alsof hij alle ambtenaren wilde afschaffen.

'Hij wist veel van arbeidsvoorwaarden in de publieke sector,' zegt Roel in ’t Veld in zijn Utrechtse werkkamer. In ’t Veld steunde destijds Fortuyns benoeming en zat in het bestuur van de leerstoel. 'Hij was heel goed in het vroeg agenderen van bepaalde belangrijke kwesties. Hij was ook goed in het observeren van de samenleving, kon schrijven, was creatief. Maar dat was allemaal niet genoeg – voor een wetenschapper komt er daarna nog iets. Tobben. Dat hoort nu eenmaal bij het vak.'

Knelpunten
Theo Dragt: 'Fortuyn zag precies waar de knelpunten zaten. In de zorg en in het openbaar bestuur. Hij zag de bijna incestueuze manier waarop ambtenaren zichzelf adviseren en beoordelen. Ordening door ontvlechting, de nota aan PvdA-staatssecretaris Hans Simons van Volksgezondheid, was een baanbrekend voorbeeld. De publieke dienst is er natuurlijk helemaal niet voor zichzelf.'

'Ik vond hem een goede keuze,' zegt Albeda. 'En ik vond dat proefschrift indertijd ook goed.' In plaats van een stroom wetenschappelijke publicaties verscheen van Fortuyns hand het vlammende manifest Aan het volk van Nederland, een politiek-economische zedenschets. Er moest dan wel meer aandacht komen voor de leeropdracht over arbeidsverhoudingen, maar niet op zo, dacht het bestuur van de leerstoel geschrokken. Want Fortuyn zag de leerstoel als een middel om eindelijk ruimschoots belangstelling te kweken voor zijn opvattingen.

Wat Fortuyns grootste succes had moeten worden, eindigde in een mislukking. Hij had het trouwens zelf al aangekondigd door vanaf het begin van zijn hoogleraarschap te zeggen dat hij de leeropdracht te beperkt vond. Maar hoe ver Fortuyn wilde gaan, was onduidelijk. Moest heel Nederland op de schop? 'Dat hoogleraarschap heeft hij geconverteerd in een soort superjournalistenvak. Hij deed niets wetenschappelijks,' zegt In ’t Veld.

In 1994 kwam het bestuur, bestaande uit Wil Albeda, Theo Dragt, Roel in ’t Veld, Anton Zijderveld, de latere minister Jozias van Aartsen en vertegenwoordigers van de ambtenarenbonden, bijeen om de prestaties van Fortuyn te beoordelen.

'De vraag voor het toezichthoudend curatorium,' zegt Theo Dragt, 'was: wat hebt u aan wetenschappelijke prestaties geleverd? Want van dat wetenschappelijke deel was volgens het curatorium niets terechtgekomen. ''Ach'' zei Fortuyn tegen Max Rood, destijds de autoriteit op het gebied van ambtelijke verhoudingen en voorzitter van het curatorium. ''Mijn boeken worden gedrukt in oplagen van 85 duizend en die van u in drieduizend.'' Waarop Rood antwoordde: ''Jip en Janneke wordt gedrukt in een oplage van tweehonderdduizend. We hebben het hier, meneer Fortuyn, over wetenschap.'' En dat is de enige keer geweest,' zegt Dragt, 'dat ik Fortuyn twintig minuten lang heb zien zwijgen.'

Hofnar
Er was onenigheid over de herbenoeming van Fortuyn. Anton Zijderveld wilde hem als hofnar nog wel een kans geven, de afgevaardigden van de vakbonden waren tegen, Van Aartsen zei dat zo’n luis in de pels goed was voor Den Haag. Albeda liet zijn protégé vallen. 'Gewogen en te licht bevonden, was zijn oordeel,' zegt Theo Dragt. Het werd een compromis: Fortuyn mocht nog twee jaar aanblijven om zijn werk af te maken, daarna ging de leerstoel naar een ander.

Bij zijn afscheid wierp Fortuyn zijn toga – cadeau van Dragt – theatraal van zich af en rende heen. Woedend was Fortuyn, vertelt Albeda. 'Boze telefoontjes. Hij vond het verraad.' Fortuyn heeft zijn leerstoel misbruikt om zijn eigen opvattingen uit te venten, luidde de conclusie. In 1996 was het voorbij.

Professor
Het echec van het buitengewoon hoogleraarschap is van groot belang geweest in het leven van Fortuyn. Het was zijn definitieve afscheid van de wetenschap. Al bleef hij de titel 'professor' met veel genoegen gebruiken en sprak hij ook graag zo over zichzelf. 'De professor is árm,' zei hij dan zieligjes tegen Oger Lusink van de chique kledingwinkel Oger in de Amsterdamse P.C. Hooftstraat, als hij weer eens een duur pak kocht.

Dat hij die titel bleef voeren, stak sommigen wel. Ton Kee: 'Het is kenmerkend voor hem dat hij zich als columnist ver verwijderde van de wetenschappelijke zeden en gewoonten door zonder gedegen onderzoek over elk onderwerp te schrijven en krachtige opinies te formuleren. Zelfs in zijn laatste boek, De puinhopen van Paars, noemt hij zich nog professor, terwijl dat toch geen enkele verwantschap vertoont met een wetenschappelijke publicatie.'

Na die mislukking kostte het Fortuyn veel energie en tijd om weer enthousiast te worden voor iets nieuws. Leraar zijn, toehoorders onderwijzen, een verhaal mooi vertellen, dat kon hij nou eenmaal erg goed en deed hij ook graag.

Column
Hij leefde van de wekelijkse column in Elsevier en van de ongeveer vijftig lezingen die hij per jaar hield. Bij de Speakers Academy van Albert de Booij stond hij in de top-tien van populairste sprekers. De Booij (55), die zijn bureau begon in 1997, ging destijds bij Fortuyn langs om te vragen of hij weleens lezingen gaf. Daar had Fortuyn om gelachen. 'Ik doe niet anders.'

Maar na een paar jaar deed hij die lezingen zo langzamerhand op zijn sloffen. Hij leidde een rustig leven, hoefde weinig moeite te doen en had goede inkomsten. En tijd genoeg om te piekeren, faxen te sturen.

Het was het begin van een sombere periode in Fortuyns leven. Hij had sinds 1994 de column in Elsevier, die hem veel fans opleverde, maar zijn adviesbureau werd steeds minder om adviezen gevraagd naarmate hij het paarse beleid harder en scherper bekritiseerde. De telefoon ging wel, maar voor een mooie baan werd hij niet gevraagd. Alleen voor lezingen. Fortuyn zocht naar iets nieuws.

Talkshow
'Hij heeft nog een pilot gemaakt voor een talkshow op televisie en die naar me opgestuurd,' vertelt Paul Witteman. 'Ik vond het niks, hij kon helemaal niet interviewen en daardoor werd het niet spannend. Pim sprak nu eenmaal beter dan hij luisterde. Misschien zouden we het nu leuk en fris vinden, maar toen dacht ik daar anders over. Hij voelde zich miskend. Als Marcel van Dam hem had gevraagd als directeur van de VARA had hij het zeker gedaan.'

Wel had Fortuyn korte tijd een televisieprogramma waarin hij, gezeten op een troon, zijn visie op de wereld gaf. Het programma trok te weinig kijkers om te blijven bestaan. Fortuyns moment was nog niet gekomen. Het schrijven van zijn autobiografie Babyboomers kostte hem veel energie. Hij beschouwde het als de afronding van zijn jarenlange therapie bij psychiater dr. Rens Hoekstra. Het eerste exemplaar wilde Fortuyn in 1998 graag aanbieden aan een van de weinige romanschrijvers die hij kon waarderen, Gerard Reve. Maar die weigerde.

Verliefd
Wel was Fortuyn verliefd, en niet zo’n beetje, op een jonge fotograaf, Ari Versluis, toen 33. Fortuyn was een romanticus: hij riep altijd dat hij alles over zou hebben voor de grote liefde. Dáár ging het hem om. En die grote liefde was Ari.

Ari heeft de beste en de meest duistere kanten van Fortuyn gekend. Fortuyn had altijd een zwak voor jonge mannen: die kon hij iets leren. Ari was dan wel jong, maar ook iemand die het het liefst zelf wilde doen. Het begon mooi, met een ontmoeting in Fortuyns stamcafé, leer- en jeansbar Shaft, op een zwoele zomeravond in 1993.

Ari (nu 41), bescheiden, vriendelijk, van gereformeerde afkomst, ging meestal naar houseparty’s, op zoek naar wilde beats en dj’s. Hij voelde zich die avond in Shaft een beetje ongemakkelijk – 'niet mijn scene' –, maar op het moment dat hij Fortuyn zag zitten en een oc'tje met hem maakte – oogcontact –, was de avond gered. Het was een coup de foudre.

'Ik vond hem fascinerend, opwindend, bijzonder. Ik wist vagelijk ook wel wie hij was.' Ze gingen samen weg. Hoe euforisch Fortuyn moet zijn geweest, blijkt uit het feit dat hij Ari in zijn armen naar de auto tilde om te voorkomen dat hij alsnog weg zou gaan.

Verstikkend
'Ik wist meteen: dit is niet zomaar iets. Al had ik ook twijfels, ik dacht: oppassen. Ik wilde me blijven bewijzen met mijn werk, laten zien dat ik het kon. Had ik wel zin in dat gedoe? Ik wist van meet af aan dat hij een stoomwals was. Het was romantisch en veilig, maar ik kon niet ademhalen.'

Fortuyn was vijftien jaar ouder, hij had veel bereikt, zat in een totaal andere levensfase dan zijn geliefde. Bovendien moest alles volgens Fortuyns regels. Dit was zijn grote liefde en het moest en zou dus een succes worden, want hier had hij zijn hele leven op gewacht. ‘Was ik echt zijn grote liefde? Of was het tijd voor een grote liefde en kwam hij mij op dat moment tegen?

Ik zei steeds: ''Laat me met rust, dan komt de waarheid wel.'' Maar Pim dacht dan dat ik hem niet wilde. Nou ja, zo ging het maar door. Hij had er gewoon nooit vertrouwen in. Ik moest steeds maar zeggen dat hij ook mijn grote liefde was, maar ik wist ten slotte helemaal niet meer wat ik voor hem voelde.

Ik snap nu pas dat hij echt zo in elkaar zat, dat hij niet anders kon. Hij begreep gewoon niet dat je iemand met rust moet laten, dat het dan wel goed komt.' Pim had, zegt Ari, wel interesse voor zijn werk, maar was ook jaloers op de hoeveelheid tijd en aandacht die het vergde.

Rothondje
Achterdochtig en afgunstig was Fortuyn, zelfs op Bart, de Jack Russell van Ari. 'Rothondje.' Het ging aan en dan weer uit, een vermoeiend spel van aantrekken en afstoten. Faxen met scheldkanonnades en liefdesbetuigingen volgden elkaar in razend tempo op.

Fortuyns stemming wisselde per uur. 'Zo dwingend. Maar we hebben het ook zo geweldig gehad. Toen zijn huis werd verbouwd en hij in één kamer woonde, dat was zo leuk. Maar toen het klaar was, vond ik het een mausoleum. Overal portretten van zichzelf. Weet je niet, de weg er naar toe was zo spannend. Maar als je er dan was... dan was het over.'

Maar mooie momenten waren er ook. Vooral als Ari en Pim met vakantie gingen. 'Dan viel alles weg en was het fantastisch. Op goede momenten was het helemaal niet van belang wat voor werk we deden. Dat waren de fijnste momenten. Dan waren we in Griekenland, werden wakker in zo’n hotel, rolden uit bed en namen meteen een glaasje wijn.

Of toen we mijn huis aan het verbouwen waren, toen rende hij plotseling de deur uit en verscheen weer met een blad met een fles champagne en twee glazen. We hadden vaak hete discussies over geloof, ecstasy, Rotterdam, de Lijnbaannegers, homo’s, gabbers, house, wel seks, geen seks, Shaft is uit, grote party’s zijn in – in het kort: Life To The Max In The Fucking Nineties.

Blokje kaas
Ik genoot ervan, ik hou van de wereld en zo hield ik van hem; bezield en voor honderd procent in het nu. En na die verbale vechtpartijen was er seks als een fijne climax en dan dacht ik ''nu ben ik dicht bij je'', en dan zei hij: ''Tijd voor een blokje kaas''. Een blokje kaas! Wat moet je daar nou mee?

Hij kon zich uiteindelijk nooit helemaal geven. Als het te dichtbij kwam, viel hij terug in een rol van banale macho-hetero en was voor mij het feest voorbij. Weg intimiteit, weg Begeisterung.' Elke vakantie eindigde in ruzies. 'Hij wist dat het thuis weer anders zou zijn en daar kon hij niet tegen. Maar ja, zo is het gewoon.' Elke keer als het uit was, was Fortuyn wanhopig.

Ari kreeg het zwaar te verduren. Fortuyn had hem in een ijzeren greep. 'Dan lag er acht meter fax, vol met verwensingen en bedreigingen, dat durfde ik niet eens uit te lezen. Ik durfde een tijd ’s nachts niet de straat op, bang dat ik hem zou tegenkomen. Dat gebeurde natuurlijk. Eén keer kwam ik in de Shaft, dat was zijn gebied, daar was hij zó kwaad over dat de barkrukken door de ruimte vlogen.

Toen is ook het plan ontstaan om de Shaft te kopen, om volledige controle te kunnen hebben. Een andere keer zag ik hem in café De Bak en toen gaf hij me een vuistslag vol in het gezicht. ''Zo, die had je nog te goed,'' zei hij.'

Ruzie
Voor de ramen van Ari’s studio zitten tralies, tegen de bakstenen die Fortuyn in woede door de ramen gooide. 'Kwaad omdat ik zijn domme gedrag van bedreigingen en verwensingen negeerde. Elke reactie die ik gaf, leidde tot een nieuw hoofdstuk faxen en ellende, niet reageren leverde bakstenen op. Catch 22.

'We waren totaal anders, maar er was ook een diepe connectie. Daarom heb ik het uiteindelijk zes jaar volgehouden, met alle keren dat het uit was. Hij had me vermorzeld, en als ik aan hem denk, krijg ik tranen in mijn ogen.

Maar ik kon niet anders. Ik geloof in grijstonen, Pims levensmotto was: alles of niets. En ik heb uiteindelijk gekozen voor niets. Ik heb echt van hem gehouden. Maar ik wist niet wat ik met hem aan moest.'

In 1999 ging het definitief uit, maar er bestaan weinig interviews met Fortuyn waarin Ari’s naam niet valt. Zijn grote liefde bleek de onmogelijke, tragische liefde.

Faxen
Alles wat in zijn leven gebeurde, schreef Fortuyn op en faxte hij naar zijn beste vriend Jan ’t Hooft. Faxen was bij uitstek Fortuyns manier van communiceren. Hij woonde het grootste deel van zijn leven alleen en dat viel hem soms zwaar. Al had hij de laatste jaren wel gezelschap aan zijn inwonende butler Herman Dikkers (41).

Bij thuiskomst kreeg hij altijd een glaasje wijn, en dan zei Fortuyn tegen Herman: 'Zet je collega’s nog eens op.' Even later daverden dan de klanken van Verdi’s Slavenkoor door het huis. Door te faxen hield hij contact met zijn vrienden. Sommigen kregen drie, vier faxen per dag. Het was Fortuyns methode van praten. Maar er zat een plan achter.

Zo kreeg de Haagse topambtenaar Theo Dragt, lid van de VVD, een lawine van politiek getinte faxen, met adviezen aan vooraanstaande politici. 'Pim was adviseur van Bolkestein en CDA'er Enneüs Heerma, en stuurde mij alles door wat zij kregen: al zijn betogen over immigratie, zorg, politie. Just for the record, stond er bij mij op geschreven. En dan wist ik: even wachten en dan komt Den Haag ermee. Al die ideeën kwamen rechtstreeks uit de kale kop van Pim.

Bolkestein
Bolkestein die bij het afscheidscollege van Fortuyn hem de hemel inprees, tien jaar later was Pim 'een pleefiguur tussen de groten van Europa!' Dat zal wel komen doordat Fortuyn Bolkestein een keer een gesjeesde Shell-directeur noemde.'

Zelf zegt Frits Bolkestein (69) dat Fortuyn, die hij in 1990 leerde kennen, 'zeker geen adviseur' van hem is geweest. Integendeel: Fortuyn vroeg Bolkestein juist om opdrachten voor zijn adviesbureau.

'Het contact ging van hem uit. Hij heeft zich na een bijeenkomst een keer in de Tweede Kamer, ik weet niet meer waarover het ging, per brief beklaagd dat ik hem te weinig aandacht had gegeven. Een beetje mokkerig, drenzerig. Dan gaf ik hem maar weer een aai over de bol.'

Volgens Bolkestein trok Fortuyn een spoor van ruzies. 'Dat kan niet in een fractie. Hij was meer van het management by speech en zo makkelijk gaat het niet in de politiek.'

Theo Dragt, die tientallen ministers heeft zien komen en gaan, leerde Fortuyn kennen toen hij adviseur was van Albeda. Hij was onder de indruk. 'Hij had een grote gave in het zien en analyseren van de samenhang tussen de knelpunten in de samenleving. Hij hekelde de bijna incestueuze manier waarop ambtenaren zichzelf via adviesorganen indirect van beleidsadviezen voorzien. En dat rapport van de Vernieuwingscommissie Rotterdam was echt heel goed. Ook de manier waarop hij beleidsontwikkeling en uitvoering op ministeries wilde scheiden, was goed, dat zag hij echt heel scherp. Daarin was hij zijn tijd ver vooruit.'

Dragt bood Fortuyn als houder van de Albeda-leerstoel een kamer aan in zijn kantoor aan het Haagse Lange Voorhout. Fortuyn had zo zijn eigen manier van wederkerige attenties. Hij bood Theo Dragt zijn versierde auto met chauffeur aan bij zijn huwelijk. 'Andere spullen heb je toch al.'

Maar een paar jaar later verwijderde Dragt Fortuyn uit de kamer. Ien Dales, geen vriendin van Fortuyn en de enige die haarfijn aanvoelde dat hij woedend werd als je hem negeerde, daverde door de gang. De toenmalige PvdA-minister van Binnenlandse Zaken zag zijn naambordje bij de deur. 'Zit dat stuk verdriet van een Fortuyn hier nog steeds!' gromde ze.

Even later – onduidelijk is of Fortuyns banden met de VVD te sterk waren geworden, of het om een verkeerd gebruikte parkeerplaats ging, of om een ongepaste avance tegenover iemand van het CAOP-personeel – moest Fortuyn van Dales zijn spullen pakken en vertrekken naar zijn veel minder mooie werkkamer aan de Erasmus Universiteit. Dat bekoelde de verhoudingen zeer.

'Fortuyn was een moeilijke man,' zegt Dragt. 'Hij vond dat hij iedereen mocht schofferen, maar tegen kritiek kon hij niet. Was hij meteen gepikeerd.'

Dragt vond Fortuyns beslissing om de politiek in te gaan niet meer dan logisch. 'Daar had ik het anderhalf jaar geleden al over met Harry Mens. Ik zei: ''Die columns, dat weet ik nou wel.'' Toen kreeg ik even later een fax met de tekst: ''Uw wens zal in vervulling gaan.''

Dat Leefbaar Nederland was niks voor hem. Het gekke was, hier in Den Haag durfden de meesten alleen in zeer klein gezelschap toe te geven dat ze het vaak met hem eens waren. In het openbaar was dat not done. De overheidsvakbonden trokken hun wenkbrauwen op omdat ik met Fortuyn omging.'

Monddood
Dragt schetst een beeld van een sinister land, waar voor rebellie zoals Fortuyn die bracht, geen plaats was. 'Hij zei zelf: ''Ik heb de kurk van de fles gehaald, maar het is een champagnefles en ik krijg die kurk niet meer terug.'' Weet je, wie in dit land dwars is, die wordt monddood gemaakt. Er zijn machten aan het werk, en dan doel ik eerder op het bedrijfsleven dan op de politiek, met belangen die ver boven Nederland uitstijgen. En die zullen ze zich niet laten afnemen.'

Fortuyns Groningse vriend Hans Broekhuis, met wie hij de laatste jaren weinig contact had, zag met enige bezorgdheid dat Fortuyn de politiek inging. 'Hij was zó onbevangen, hij kon zich amper voorstellen dat anderen dat niet zijn, er geheime agenda’s op na houden.'

Fortuyn kon aardig lomp zijn. Zo had hij de gewoonte halverwege diners op te staan en te vertrekken. Even naar huis om iets ruigers aan te trekken dan dat prachtige Italiaanse pak, en dan: op naar de Shaft! Waarom deed hij dat? 'Anders wordt er niet over me gepraat,' zei hij.

Maar meestal had hij het na een paar uur ook wel gezien. Hij kon onmogelijk zijn. 'Ik zei een keer tegen hem: ''Je praat links maar je eet rechts,''' zegt Theo Dragt. 'Toen had hij een ober in restaurant Corona helemaal aan gort geschreeuwd omdat hij bij zijn twee ons kaviaar een zilveren lepeltje kreeg, in plaats van een hoornen.'

De Haagse vastgoedondernemer Eddy de Kroes (53), samen met Fortuyn commissaris bij het wervings- en selectiebureau voor topsecretaresses van Lia van de Berg, vond dat gedrag weleens onhebbelijk. 'Dan kwamen we elkaar tegen op een galadiner en was hij voor het toetje opeens weg.'

Gepikeerd
Fortuyn had ook een feilloos gevoel voor de zwakke plekken van een ander en aarzelde niet daar iets over te zeggen. Zelf incasseren was een ander verhaal. Dat kon heel Nederland zien toen Paul Rosenmöller (GroenLinks) tijdens het tweede lijsttrekkersdebat Fortuyn wees op diens hang naar theater. Fortuyn had geen weerwoord, was gepikeerd, deed zijn microfoon af en vertrok – heel theatraal.

In de liefde en in vriendschap eiste hij totale toewijding. Je moest dag en nacht voor hem klaarstaan. 'Tomeloze liefde, tomeloze haat,' zegt Wilfried Uitterhoeve. Trouw was hij wel. Zo bleef hij de colleges van Ger Harmsen, die hem in Groningen het leven zuur had gemaakt, volgen. Met Uitterhoeve bleef hij bevriend, zelfs toen uitgeverij SUN weigerde Aan het volk van Nederland uit te geven, omdat het te pamflettistisch werd gevonden.

'Dan reed hij voor in een auto met een beeldschone chauffeur en gingen we lekker duur eten,' zegt Uitterhoeve. 'Bij het afscheid zoende hij me dan midden op straat vol op de mond, terwijl we niets seksueels hadden.' Pas op het laatst werd die vriendschap minder. De bescheiden Uitterhoeve vond Fortuyn 'wel erg lawaaiig' geworden. 'Hij was te giftig, te agressief. Kon hij ook niks aan doen. Ik juichte de komst in de politiek van iemand met zo veel theater niet toe.'

Auto's
Al Fortuyns vrienden en kennissen spreken met smaak over zijn auto's. Die MG waarin hij reed met een pet op! Die Jaguar Convertible met een linnen kap! 'Hij had het voor elkaar gekregen om die auto te parkeren in de parkeergarage van de Shell-directie,' vertelt zijn vriend, drukker Evert Chevalier.

'Daar was hij trots op, vooral dat ze daar uit veiligheidsoverwegingen onder de auto’s keken. Dat was in de tijd van de Brent Spar, toen de milieubeweging hevig protesteerde tegen het afzinken van dat vervuilde olieplatform. Maar toen iemand een keer ’s nachts op het linnen dak was gaan dansen, was de pret er snel af. Toen Gerard Spong een Jaguar kocht, nam Fortuyn een Daimler met verlengde wielbasis.' Hij reed trouwens als een hark. 'Hij had zijn rijbewijs bij de boter gekregen,' zegt Wim van Sluis.

De auto-met-chauffeur werd zijn handelsmerk, het laatste jaar. Het beeld van Fortuyn die met de woorden 'Let maar op, ik word minister-president' zijn hand met dédain uit het raam van die auto steekt, is onvergetelijk. Hij wist ook precies hoe hij die auto moest benutten. Dat had hij helemaal in zijn hoofd: hij kwam aanrijden, e
Tot zover de wonderbaarlijke toestand in de rumoerige wereld van vandaag.

door G.J.B.K. Vaak.

Klaas Vaak
Berichten: 281
Lid geworden op: 28-06-2013 09:43

Arabist Hans Jansen.

Bericht door Klaas Vaak » 06-05-2015 21:25

Postuum: Hans Jansen (1942-2015)

Met verve de nar in arabistenland

De markante en controversiële arabist is dinsdag overleden. De moord op Van Gogh veranderde hem.

JANNY GROEN

Stipt om 19.00 uur arriveerde arabist Hans Jansen in mei 2010 op een etentje bij Midden-Oostendeskundige Bertus Hendriks. Daar trof hij Tom Schalken, raadsheer bij het Amsterdams gerechtshof, dat het Openbaar Ministerie opdracht had gegeven PVV-leider Geert Wilders te vervolgen. Jansen, die Wilders geregeld adviseerde over de islam, zou kort daarop worden gehoord als getuige-deskundige bij de rechter-commissaris.
Stipt om 19.00 uur arriveerde arabist Hans Jansen in mei 2010 op een etentje bij Midden-Oostendeskundige Bertus Hendriks. Daar trof hij Tom Schalken, raadsheer bij het Amsterdams gerechtshof, dat het Openbaar Ministerie opdracht had gegeven PVV-leider Geert Wilders te vervolgen. Jansen, die Wilders geregeld adviseerde over de islam, zou kort daarop worden gehoord als getuige-deskundige bij de rechter-commissaris.
De arabist voelde zich niet op zijn gemak. De raadsheer probeerde hem ervan te overtuigen dat de rechtszaak tegen Wilders terecht was. Dat lukte niet. Volgens Jansen was sprake van 'een heksenproces' en 'Sovjet-toestanden'. Zijn vrienden van de eetclub Vertigo dachten eerst aan Jansens typische 'ironische überstatements'. Maar Jansen was bloedserieus.
Hij werd een kleurrijke pion in het Wildersproces. Samen met Wilders' raadsheer Bram Moszkowicz probeerde hij de 'intimidatie' tijdens het beruchte etentje uit te spelen in de rechtszaal.
Zijn ironie was inmiddels verbleekt. Die was uit hem weggesijpeld sinds de moord op Theo van Gogh in november 2004. De gruweldaad van moslimextremist Mohammed B., die had geprobeerd Van Gogh de hals door te snijden, had Jansen veranderd. Voor de moord was hij net zo 'politiek correct' als zijn Nederlandse collega's. Die hebben collectief last van een 'tunnelvisie', zei hij geregeld in interviews. Ze waren ook constant bezig hun moslimvrienden naar de mond te praten. Ze hadden overmatige eerbied voor de islam, waarin hij veel kwaad ontwaarde.
Jansen, die Arabisch en Semitische talen studeerde in Amsterdam, Leiden en Caïro, speelde de rol van nar in arabistenland met verve. Hij had een scherpe tong en pen en ging geen confrontatie uit de weg. Met de radicale prediker Abdul-Jabbar van de Ven kwam hij in een pittige e-mailwisseling terecht, die werd gebundeld in het boek Bombrieven.
Jansen kon niet uitstaan dat Van de Ven, die op 14-jarige leeftijd was bekeerd tot de islam, niet begreep dat hij op een ander geloof kon overstappen doordat hij in een christelijke maatschappij is opgegroeid. 'Elke andere maatschappij zou je een schop onder de kont hebben gegeven', fulmineerde hij in een twistgesprek dat door de Volkskrant was opgezet. Van der Vens ondankbaarheid vond Jansen een menselijk tekort. Zelf bekeerde hij zich op latere leeftijd tot het katholicisme.
Jansen kon niet uitstaan dat Van de Ven, die op 14-jarige leeftijd was bekeerd tot de islam, niet begreep dat hij op een ander geloof kon overstappen doordat hij in een christelijke maatschappij is opgegroeid. 'Elke andere maatschappij zou je een schop onder de kont hebben gegeven', fulmineerde hij in een twistgesprek dat door de Volkskrant was opgezet. Van der Vens ondankbaarheid vond Jansen een menselijk tekort. Zelf bekeerde hij zich op latere leeftijd tot het katholicisme.
Eind 2012 won hij op de Avond van de Polemiek 'het Scalpel', de prijs voor de beste polemist van het jaar. Hij had in zijn rede collega-arabist Petra Stienen, volgens Jansen 'een politiek-correct goedmens', op de hak genomen. Zij was in zijn ogen naïef. Had 'het beeld geschapen dat de Arabische Lente een bevrijdingsfestival is, in plaats van een bewust gecreëerde chaos, die zal uitlopen op een reeks van staatsgrepen door shariafundamentalisten en beroepsmoslims'.
De moord op Van Gogh had Jansen in contact gebracht met Wilders. Hij speelde, op de achtergrond, ook een rol bij Wilders' anti-islam film Fitna. In 2014 kwam hij voor de PVV in het Europees Parlement. Daar lag zijn hart duidelijk niet. Hij heeft in zijn eerste jaar één keer iets meer dan een minuut gesproken over ontwikkelingssamenwerking.
Naast polemische geschriften schreef Jansen 17 boeken over de islam, die zijn verschenen bij Nederlandse, Duitse en Amerikaanse uitgevers. Hij doceerde aan de universiteiten van Leiden, Groningen en Utrecht. Hij werkte in Egypte als directeur van het Nederlands Instituut, zat in de Adviesraad voor Ontwikkelingssamenwerking en was actief voor het Rode Kruis.
Zondag werd hij getroffen door een herseninfarct. Dinsdagmorgen overleed hij op 72-jarige leeftijd. Hij had veel tegenstanders, maar misschien zullen ze deze kleurrijke figuur toch een beetje gaan missen.
Tot zover de wonderbaarlijke toestand in de rumoerige wereld van vandaag.

door G.J.B.K. Vaak.

Plaats reactie